Mediagebruik – toegankelijke tekst

Kinderen en volwassenen zijn thuis, op school, in de trein of op straat veel met (sociale) media bezig. Het gebruik van digitale media kent veel voordelen, zoals vermaak, contact met anderen en het leren van nieuwe dingen. Maar tegelijkertijd kan mediagebruik een negatief effect hebben op de fysieke en mentale gezondheid en op de veiligheid. Gelukkig kunnen we maatregelen nemen om die effecten tegen te gaan en te voorkomen dat kinderen, jongeren én volwassenen overmatig gebruik maken van media.

Risico’s van mediagebruik

Mediagebruik kan ontspanning geven, maar brengt ook risico’s met zich mee, zoals:

  • Smartphonegebruik speelt in Nederland een rol bij een op de vijf fietsongelukken waarbij jongeren betrokken zijn.
  • Verzoeken van vreemden met seksuele bedoelingen, sexting, bron 1, onlinepestgedrag en commerciële verleiding op sociale media
  • Overmatig beeldschermgebruik lijkt negatief samen te hangen met zelfbeeld, sociaal gedrag, schoolprestaties en psychosociaal welbevinden, bron 2.
  • Te veel schermtijd kan leiden tot problemen met het gezichtsvermogen: het Computer Vision Syndrome (CVS), bron 3, en bijziendheid, bron 4.

Cijfers en trends

Nederlanders besteden gemiddeld 8,5 uur per dag aan media

In 2018 besteden Nederlanders vanaf 13 jaar maar liefst 8,5 uur per dag aan media in alle mogelijke verschijningsvormen. Een derde van de leestijd vindt tegenwoordig plaats via een scherm, twee derde van papier, bron 5.

Forse toename beeldschermgebruik in alle leeftijdsgroepen

Door de beschikbaarheid van telefoons, tablets en andere devices en door de toenemende digitalisering van de samenleving, is het gebruik van beeldschermen de afgelopen jaren flink gestegen. Dit geldt voor jonge kinderen, jongeren en volwassenen. Vooral de leeftijdsgroepen 15-19 jaar en 20-39 jaar zijn meer sociale media gaan gebruiken, bron 6. Tijdens de coronacrisis steeg het beeldschermgebruik verder en nam ook het cyberpesten toe.

Ruim driekwart van de ouders maakt afspraken over beeldschermgebruik

In de regio Zaanstreek-Waterland heeft 77% van de ouders afspraken gemaakt met hun kinderen (tot 12 jaar) over het aantal uren dat zij op een scherm mogen kijken. 37% van de kinderen jonger dan 12 jaar heeft een smartphone, bron 7.

8% van de jongeren heeft verhoogd risico op problematisch gebruik van sociale media

Problematisch gebruik van sociale media betekent dat iemand er zeer moeilijk mee kan stoppen, te weinig slaapt en/of dat school en sociale activiteiten onder het mediagebruik lijden. Net als in Nederland heeft ook in de regio Zaanstreek-Waterland 11% van de jongeren een verhoogd risico op problematisch gebruik van sociale media. Bij meisjes is dit twee keer zo hoog als bij jongens: 14% versus 7%. Daarnaast heeft 4% van de jongeren in de regio Zaanstreek-Waterland een verhoogd risico op problematisch gamegedrag (tevens 4% bij alle Nederlandse jongeren). Bij jongens is dit bijna zes keer zo hoog als bij meisjes: 7% versus 1,3%, bron 7.

Bijna 30 procent van de jongeren gebruikt sociale media om niet aan vervelende dingen te hoeven denken

Van alle Nederlandse jongeren in het voortgezet onderwijs (12-18 jaar) zegt 29 procent sociale media te gebruiken om niet aan vervelende dingen te hoeven denken. In het basisonderwijs gaat het om bijna 27 procent. Dit is het meest voorkomende symptoom van problematisch gebruik, bron 8.

Ruim 70 procent van de jongvolwassenen besteedt per dag drie uur of meer op telefoon

In de regio Zaanstreek-Waterland besteedt 71% van de jongvolwassenen per dag gemiddeld drie uur of meer op hun mobiel. Bij vrouwen ligt dit percentage significant hoger dan bij mannen (76% versus 67%), bron 9.

Mensen boven de 55 jaar profiteren minder van de mogelijkheden die het internet biedt

De helft van de 55-plussers in Nederland twijfelt over de eigen digitale vaardigheid. Met name het bedienen van de smartphone (62%) en het vinden en beoordelen van informatie (43%) vinden zij moeilijk. Van de ondervraagden gaf 22% aan Engelse termen lastig te vinden, waardoor ze bang zijn om fouten te maken. Ook is 19% bang om onherstelbare fouten te maken door verkeerd te klikken, bron 10.

Wat doet de GGD?

Het is belangrijk dat jongeren kritisch met (sociale) media leren omgaan en zichzelf vragen stellen. Bijvoorbeeld wie de afzender is, hoe betrouwbaar de informatie is en wat die betekent voor zichzelf. Jongeren leren dit voornamelijk thuis (mediaopvoeding) en op school (mediawijsheid). De GGD ondersteunt hierbij.

We zien dat steeds meer ouders/verzorgers vragen hebben over het mediagebruik van hun kinderen. Dit gaat zowel over jonge kinderen als jongeren en jongvolwassenen. Daarom geeft de jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD voorlichtingen aan ouders/verzorgers en kinderen, bijvoorbeeld over sexting en grooming [Bron: 11] (cursusbureau Zaanstreek). Daarnaast heeft de JGZ vooral een signalerende rol en kan de JGZ kinderen met slaapproblemen door mediagebruik doorverwijzen naar de Brijder Jeugd.

Scholen spelen een belangrijke rol in het mediawijs maken van kinderen. De GGD ondersteunt hen hierbij via de Gezonde school-aanpak (thema ‘Mediawijsheid’ voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs). We helpen bij het inzetten van lesprogramma’s over bewust, veilig en positief gebruik van digitale media. Daarnaast kunnen scholen ouderbijeenkomsten organiseren waarin ouders informatie en tips kunnen uitwisselen met elkaar en een inhoudsdeskundige, zoals een pedagogisch adviseur van de GGD.daarvoor nauw samen met andere experts op het gebied van media, zoals theatergroepen en Brijder Jeugd. Door de Gezonde School-aanpak krijgt een school beter inzicht in de leefstijl en risicofactoren van haar leerlingen en kunnen zij hier structureel op inzetten.

Waar liggen kansen?

Goede voorlichting en opvoedondersteuning op het gebied van mediawijsheid is belangrijk. De gemeente kan hierin een faciliterende rol spelen, door samen met professionals themabijeenkomsten voor ouders te organiseren over mediagebruik en deze onder de aandacht te brengen bij scholen. Ook is het raadzaam dat gemeenten mediagebruik meenemen in hun gezondheidsbeleid. Zij kunnen bijvoorbeeld subsidies verstrekken aan organisaties die cursussen en begeleiding geven op het gebied van mediawijsheid en -opvoeding.

Preventie en hulpverlening op het gebied van mediagebruik en gamen wordt door verschillende partijen gezamenlijk opgepakt, zoals de school, de JGZ, huisartsen en Brijder Jeugd. Daarom is het van belang dat afstemming en samenwerking plaatsvindt tussen deze partijen. De gemeente kan deze integrale samenwerking bevorderen, bijvoorbeeld door het organiseren van (partner)bijeenkomsten.

Ook voor ouderen kan de gemeente veel betekenen. Senioren willen vaak niet in hun eentje vanuit huis iets (online) leren, maar samen met een maatje of in een groep. De gemeente kan hierop inspelen door het organiseren van een Senioren Digicafé, samen met lokale buurthuizen/organisaties. Een voorbeeld van zo’n café is het Senioren Digicafé Monnickendam. Meer informatie over digitale inclusie voor gemeenten is te vinden in de brochure Digitale Inclusie VNG 2019.

Meer informatie?

Neem contact met ons op voor meer informatie over dit onderwerp.